Notities PXL Help

Active Directory

Active Directory (AD) en LDAP

De gebruikersnaam, wachtwoord en andere instellingen worden opgeslagen in een database genaamd NTDS.
Dit is deel van AD.

Active Directory is het geheel dat Microsoft gebruikt om alle informatie, instellingen, beperkingen en configuraties binnen een domein op te slaan op 1 locatie.

LDAP (Lightweight Directory Access Protocol):
Het protocol dat de verbinding vormt om gegevens uit AD databases te halen, en de gegevens leest vanuit de database.

LDAP vind je ook terug op andere toepassingen:
Een NAS-storage die LDAP ondersteunt, kan gegevens uitlezen uit een AD database, en kan dus ervoor zorgen dat je met je account automatisch toegang hebt tot de bestanden waar je de rechten voor hebt.
Een WIFI-accesspoint met LDAP kan met standaard Windows gebruikers het wachtwoord uitlezen uit een AD database om te zien of het wachtwoord hetzelfde is als bij de Windows server en je toegang verlenen tot het netwerk.


AD databases bevatten alle gegevens van het domein. We noemen deze gegevens objecten.

  • Usernames, wachtwoorden, policies, computernamen...

In een zin

AD databases bevinden zich op één of meer servers genaamd de Domain Controller (DC). Elke extra DC krijgt de naam ADC (Additional Domain Controller), deze synchroniseren met elkaar zodat ze identiek zijn.
De DC kan werk met andere delen, dit heet load balancing.
De DC kan users authenticeren, scripts doorsturen, policies aansturen, en security instellingen uitvoeren via LDAP.

Domein creatie

Tree

Een domain bestaat uit een AD Database die identiek & gesynchroniseerd is tussen alle servers.
Gebruikers kunnen dus op elke server / domain controller inloggen. Zo wordt de load verdeelt.


De AD Database kan snel groeien. Hoe groter, hoe trager. Je scheid ook best accounts op in verschillende groepen.

Om te voorkomen dat de AD Database te groot en te moeilijk te beheren wordt kan je deze opsplitsen in kleinere databases.
Een nieuwe kleinere database is een child database. Deze wordt gemaakt via een child domain.

Child domain: Een afgesplitst domein van het originele domein. Als naam wordt er een prefix toegevoegd aan de naam van het parent domain. Dit domain heeft een aparte AD en AD Database.

Standaard hebben de parent en het child domain een " two way trust ", dit betekent dat de login gegevens van een account in één AD Database ook werken bij een parent of child AD Database.


De verzameling van alle parent en child domains is een tree.

Forest

Als 2 aparte domeinen/ trees gekoppeld worden, noemt men dat een forest.
Je zet een forest op door een trust verbinding op te zetten tussen beide domeinen.

Het kan ingesteld worden dat users van 1 domein kunnen inloggen op het andere, maar niet omgekeerd.
Het kan ook dat alle users bij elk domein kunnen inloggen.

Rollen - Features

Een rol is een functie die aan een server wordt gegeven.

Bijvoorbeeld:

  • Domain controller

  • File server

  • DNS server

  • Web server

Elke rol moet eerst geïnstalleerd worden en kan daarna geconfigureerd worden vie Server Manager.

Feature: Een uitbreiding die door rollen kan gebruikt worden of als stand alone.

Bijvoorbeeld:

  • Bitlocker

  • .Net framework

  • Backup

AGDLP

AGDLP staat voor Accounts, Global groups, Domain Local groups, Permissions.

Voorbeeld stappen volgens AGDLP:

  1. Accounts maken

  2. Global groups 1_GL & 2_GL maken

  3. Domain Local groups 1_DL & 2_DL maken

    • Om alle gebruikers in beide groepen te beheren via 1 groep

  4. Global groups toevoegen aan de bijbehorende Domain Local group 1_DL & 2_DL

  5. Groepen rechten geven

⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀

Users moeten aangemaakt worden via het "Active Directory Users & Computers" tool.

User group: Verzameling van users die dezelfde instellingen en beveiliging hebben.

2 soorten van groepen:

  • Security group

    • Voor groepen gebruikers toegang te geven tot resources: websites, folders...

    • Onderverdeeld in:

      • Global groups: Groepen die in het heel forest zichtbaar zijn (dus zichtbaar voor andere domeinen)

      • Domain local groups: Groepen die enkel zichtbaar zijn voor het eigen domein

  • Distribution group

    • Hoofdzakelijk voor gebruikers in mailing groepen te verzamelen

Organizational units

Een organizational unit (OU) is een map waarin je objecten zoals computers, gebruikers en groepen kan plaatsen.

Op die OU kunnen beperkingen en instellingen worden toegepast. Die beperkingen en instellingen heten policies.

Termen

Term

Uitleg

vSwitch

Virtual Switch, zoals een fysieke switch maar via software. Beheert netwerk verkeer tussen VMs, dit kan alleen op dezelfde host zijn of op andere manieren afhankelijk van de adapter settings.

Netwerkadapter / NIC

Hardware in een computer dat de computer verbindt met het netwerk.

NIC setting: Host-only

Netwerk verkeer kan enkel tussen de host en VMs, niet met externe netwerken.

NIC setting: Bridged

Verbind VMs met het fysieke netwerk via de netwerkadapter van de host. De VM wordt als een aparte machine gezien op het netwerk en krijgt een eigen IP.

NIC setting: NAT

Maakt een privénetwerk tussen de host en VM, de VM deelt het IP van de host. VMs kunnen verbinden met externe systemen maar externe systemen verbinden met de host.

NIC setting: LAN Segment

Verbind specifieke VMs met elkaar, kan tussen meerdere hosts.

Promote

Van een server een domein controller maken.

AD DS

Active Directory Domain Services

OU

Organizational Unit, container object dat in AD gebruikt wordt om gebruikers, computers, groepen... te structureren in een folder structuur.

Functional level

Het level van de slechtste domein controller. Als een nieuw domein controller toegevoegd wordt moet deze op dat level zijn.

Last modified: 13 June 2025